De uitspraken van de Hoge Raad
Op 4 november jl. heeft de Hoge Raad de prejudiciële vragen van rechtbank Zeeland-West-Brabant beantwoord. Kort gezegd vroeg de rechtbank zich af aan de hand van welke criteria moet worden beoordeeld of – na (verbouwings)werkzaamheden aan een onroerende zaak – in wezen nieuwbouw is ontstaan.
De Hoge Raad stelt dat alleen wijzigingen in de bouwkundige constructie, daaronder begrepen vervanging (van een deel) van de bestaande bouwkundige constructie, de conclusie kunnen rechtvaardigen dat een verbouwing zo ingrijpend is geweest dat daardoor in wezen een nieuw gebouw is ontstaan. Of zulke wijzigingen zodanig ingrijpend zijn geweest, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Een verbouwing zal niet snel zó ingrijpend zijn dat daardoor in wezen nieuwbouw is ontstaan.
Andere factoren kunnen aanwijzingen zijn voor de constatering dat een verbouwing in bouwkundig opzicht zo ingrijpend is geweest dat in wezen een nieuw gebouw is ontstaan. Hierbij kan worden gedacht aan:
- wijzigingen in de bouwkundige identiteit/uiterlijke herkenbaarheid,
- wijzigingen in functie in de zin van aanwendingsmogelijkheden,
- de grootte van de gedane investeringen en
- de door verbouwing gerealiseerde meerwaarde.
Deze andere factoren zijn niet doorslaggevend , noch op zichzelf, noch tezamen genomen, en ook niet noodzakelijk. Op 11 november jl. heeft de Hoge Raad haar eigen rechtsregel direct toegepast. Vervolgens kwam zij (in die specifieke situatie) tot het oordeel dat sprake is van bouwkundige wijzigingen van dien aard dat in wezen nieuwbouw is ontstaan. Alhoewel de Hoge Raad in haar arrest van 4 november jl. heeft bevestigd dat na een verbouwing niet snel sprake zal zijn van in wezen nieuwbouw, volgt uit dit arrest dat het dus nog wel mogelijk is.
Relevantie voor de praktijk
Alhoewel de twee uitspraken meer duidelijkheid bieden voor de praktijk, kan in praktijk discussie blijven bestaan of sprake is van een levering van een onroerende zaak in de btw (in wezen nieuwbouw) of slechts van een verbouwingsdienst.
Zo is bijvoorbeeld nog steeds onduidelijk in welke mate sprake moet zijn van een wijziging in de bestaande bouwkundige constructie om te kunnen spreken van ‘in wezen nieuwbouw’. Daarnaast kan voor de toets ‘in wezen nieuwbouw’ ook relevant zijn of het pand waaraan wordt verbouwd uit één of meer zelfstandige onroerende zaken bestaat.
Meer informatie?
Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel? Neem dan gerust vrijblijvend contact op met onze btw-adviesgroep. U kunt contact opnemen via onderstaande button of per mail: btwadviesgroep@vanoers.nl.