Casus
Een tomatenteler (in het vervolg: belanghebbende) beëindigt in 2011 zijn bedrijfsactiviteiten en verpacht vanaf 2012 zijn tuinbouwkassen aan derden. De verpachting van de tuinbouwkassen is een btw-vrijgestelde activiteit. Verder wordt vanaf 2012 in de overige bedrijfsruimten een boerderij-/streekproductenwinkel geëxploiteerd. In dat kader worden door belanghebbende periodiek btw-aangiften ingediend.
Daarnaast wordt in 2012 een overeenkomst gesloten met de gemeente waaruit de verplichting voortvloeit uiterlijk 31 december 2024 de kassen en andere bedrijfsgebouwen te slopen. Ter compensatie ontvangt belanghebbende een vergoeding die bestaat uit enerzijds een financiële compensatie en anderzijds de toewijzing van negen woningbouwkavels. Vier van deze kavels betreffen een woningbouwrecht op een perceel grond dat later (in 2013) is aangekocht en eind 2015 aan belanghebbende is geleverd. Hierna is het perceel kadastraal gesplitst in vier percelen. Begin 2015 werd op verzoek van belanghebbende ten aanzien van dit perceel het bestemmingsplan gewijzigd waardoor woningbouw mogelijk werd.
Belanghebbende heeft de vier percelen te koop aangeboden en in het kader van de verkoop van een van de percelen de Belastingdienst verzocht om een standpuntbepaling. De inspecteur is van mening dat ter zake van de verkoop btw is verschuldigd. Er ontstaat een geschil over de vraag of het perceel verkocht is als btw-ondernemer en de zaak komt bij de rechter. De rechtbank oordeelt in 2022 dat belanghebbende de woningbouwkavel heeft geleverd als btw-ondernemer omdat de levering verband hield met de ondernemersactiviteiten. De compensatie is namelijk ontvangen in verband met de sloop van de bedrijfsgebouwen en dus in het kader van de beëindiging van de onderneming. Zie ook ons eerdere artikel.
Belanghebbende is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank en stelt hoger beroep in.
Uitspraak Hof
Het Hof oordeelt eveneens dat belanghebbende de woningbouwkavel heeft verkocht als btw-ondernemer. De handelingen met betrekking tot de woningbouwkavel vloeien namelijk direct voort uit de activiteiten van de tomatenteler en de sloop van de bedrijfsgebouwen die voor deze onderneming werden gebruikt. Daarnaast bracht het accepteren van het woningbouwrecht als compensatie voor sloop van de bedrijfsgebouwen met zich mee dat belanghebbende actief stappen moest ondernemen om dat recht te exploiteren. Zo is in dat kader een perceel grond aangekocht, de grond kadastraal gesplitst in vier kavels en als woningbouwkavels verkocht.
Inmiddels is bekend dat belanghebbende bij de Hoge Raad cassatie heeft ingesteld. Deze zaak krijgt dus nog een vervolg.
Gevolgen praktijk
Wanneer een activiteit na een bedrijfsbeëindiging verband houdt met de voorheen gedreven onderneming kan, ondanks dat er een geruime tijd zit tussen de bedrijfsbeëindiging en die activiteit, alsnog sprake zijn van het handelen als btw-ondernemer. In dat geval is in het kader van latere activiteit, zoals de verkoop van woningbouwkavels, mogelijk alsnog btw verschuldigd. Het is dus noodzakelijk om dit in dergelijke situaties goed te beoordelen om eventuele naheffingen van btw (inclusief renten en boetes) te voorkomen.
Meer informatie
Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel? Neem dan gerust vrijblijvend contact op met onze btw-adviesgroep. U kunt contact opnemen via onderstaande button of per mail: btwadviesgroep@vanoers.nl.